Bike-shed effect (law of triviality)
Bike-shed effect is ook wel bekend als de Parkinson’s law of triviality. Het bike-shed effect is de neiging om verhoudingsgewijs veel meer tijd te spenderen aan triviale issues ten opzichte van belangrijke complexe zaken.
De wet werd opgesteld door Cyril Northcote Parkinson in 1957. Parkinson zelf gebruikte als voorbeeld het bouwen van een kerncentrale: dat is zo kostbaar en zo ingewikkeld dat veel mensen dit niet kunnen bevatten, dus ze nemen aan dat degenen die ermee bezig zijn het wel kunnen overzien en weten wat ze doen. Aan de andere kant snapt iedereen het bouwen van een schuurtje, dus dat resulteert in eindeloze discussies. Iedereen wil er zijn persoonlijk tintje aan geven en laten weten dat hij onderdeel uitmaakt van de meeting. Het gevolg is dat er op vergaderingen veel meer tijd besteed wordt aan het schuurtje dan aan de kerncentrale.
Parkinson gaf wel aan dat er een grens is aan de trivialiteit: als het bedrag zeer klein is, zoals de prijs van een potlood, dan vindt men het de discussie niet waard en is de wet niet meer geldig.
Voorbeelden van het bike-shed effect (law of triviality)
De uitspraak over het fietsenschuurtje wordt regelmatig aangehaald in grote gezamenlijke projecten zoals product- en softwareontwikkeling, waar het schuurtjesprobleem zichtbaar wordt. Mensen reageren niet op technische zaken, maar als het over zaken gaat als opmaak, kleur of naamgevingsconventies, dan worden de discussies eindeloos en kunnen de emoties hoog oplopen.
Het bike-shed effect kan ook negatieve gevolgen hebben op persoonlijke productiviteit, omdat het ervoor zorgt dat je je tijd inefficiënt gebruikt. Elke dag hebben we verschillende taken te doen. Het bike-shed effect zorgt ervoor dat er veel meer tijd in triviale kleine taken gaat zitten dan nodig, zodat we geen tot weinig tijd meer over hebben voor de complexe meer belangrijke taken.